Comment « construire » une littérature nationale ? À propos des deux premières « Revue belge » (1830 et 1835-1843)

La construction de la nation belge à partir de 1830 mobilise l’ensemble des pratiques culturelles, la littérature comprise. Mais celle-ci doit composer avec une double attente : s’inféoder aux programmes culturels émanant d’instances nationales qui la privent d’autonomie au moment où sa consœur française cherche à se libérer de la tutelle politique ; vaincre les résistances, dues notamment à la diversité des langues en Belgique, qui s’opposent au projet d’une littérature nationale homogène. L’étude de deux revues belges fondées au début des années 1830 vise à identifier et à analyser les principales procédures de construction littéraires, qui sont pour l’essentiel le fruit de transferts de modèles français. L’article se penche en particulier sur des procédures discursives qui portent sur l’énonciation (postures critiques et historiques), sur l’énoncé (dispositifs narratifs, traductifs, historiques, etc.) et sur la langue (français, wallon, flamand). The construction of the Belgian nation from 1830 on makes a strong use of most cultural practices available, including literature. However, Belgian literature has to face at that time two major constraints: the need to subject itself to the larger cultural programs elaborated by national instances that hold back its autonomy at a moment when French literature tries to free itself of political meddlings; the need to supersede internal resistances, caused a.o. by language diversity, against a homogenous national literature. The article identifies and analyzes a number of construction procedures as they appear in two Belgian periodicals issued at the beginnings of the 1830s. More specifically, it concentrates on the most important discursive procedures, that make a dominant use of French models: procedures affecting enunciation, genre and language. De constructie van de Belgische natie vanaf 1830 doet in sterke mate een beroep op de verschillende cultuuruitingen, inclusief de literatuur. De Belgische literatuur heeft evenwel op dat moment rekening te houden met een dubbele verwachting: zich aanpassen aan de cultuurprogramma’s van nationale instanties, die haar autonomie inperken op een ogenblik dat de Franse literatuur zich poogt te bevrijden van de politieke bevoogding; de interne weerstanden, die met name veroorzaakt zijn door de taaldiversiteit, overwinnen ten aanzien van een homogene nationale literatuur. Het artikel identificeert en analyseert een aantal constructieprocedures in twee Belgische tijdschriften opgericht in het begin van de jaren 1830; meer specifiek wordt ingegaan op de belangrijkste discursieve procedures, die vooral gebruik maken van Franse modellen: procedures die betrekking hebben op énonciation, genre en taal